zaterdag 9 maart 2013

De HBO-examens moeten beter: Afspraken van de HBO-raad met de minister

Vanwege de maatschappelijke onrust over de kwaliteit van de HBO-examens, heeft de HBO-raad een onderzoek laten uitvoeren naar de wenselijkheid van landelijke examens, onder leiding van professor J.A. Bruijn. In het rapport van dat onderzoek, Vreemde ogen dwingen, wordt aanbevolen meer externe beoordeling van de examens te laten plaatsvinden.

Commissie Bruijn adviseert om instellingsoverstijgende toetsen in te voeren, of – indien dat niet mogelijk is - te werken met ‘vreemde ogen’. Externe beoordelaars dus. Daarnaast adviseert de commissie een gezamenlijk protocol in te voeren voor individuele eindscripties. Tot slot adviseert de commissie de examinatoren te professionaliseren middels een basis- en seniorkwalificatie examinering.

Goede en gedegen aanbevelingen, waarbij rekening is gehouden met de unieke, goede kenmerken van het hbo, namelijk de integratie van de beroepspraktijk in zowel het onderwijs als in de toetsen.

Naar aanleiding van dit rapport heeft de HBO-raad met minister Bussemaker van het ministerie van Onderwijs de volgende afspraken gemaakt:

  1. Pilots met gezamenlijke toetsing
    • Iedere hogeschool (met opleidingen buiten de educatieve sector) start met èèn pilot gericht op de totstandkoming van een gezamenlijke toetsvorm.
    • Iedere hogeschool schrijft ook een Plan van Aanpak waarin staat hoe de hogeschool de externe validering vorm gaat geven.
    • Er komt een Handreiking gezamenlijk toetsing, die in september 2014 gereed is.
  2. Beoordeling van eindwerkstukken Er komt een protocol voor de toetsing van “kern”-werkstukken. Dat zijn eindwerkstukken, scripties, stageverslagen, ontwikkeling prototypes, kunstwerken, voorstellingen, etc.
  3. Toetsdeskundigheid van docenten, ontwikkeling Basis- en Seniorkwalificatie examinering (BKE/SKE) De hbo-raad gaat een module BKE ontwikkelen, die opgenomen wordt in de deskundigheids-bevordingsprogramma basisvaardigheden didactische bekwaamheid (BDB). Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de SKE. Gereed 1 september 2013.

Het moge duidelijk zijn dat deze nieuwe maatregelen grote consequenties zullen hebben voor de werkzaamheden van de examencommissies. Zo zal de aanwijzing van examinatoren in de toekomst gekoppeld gaan worden aan de kwalificatie examinering. Daarnaast zal een deel van het dagelijkse werk van de toetscommissie verlicht worden, door de invoering van gezamenlijke examens, maar tegelijkertijd zullen de examen- en toetscommissie ook een rol moeten spelen bij de totstandkoming van die gezamenlijke examens.

Toen ik over de afspraken las, was ik aanvankelijk teleurgesteld. De afspraken lijken een afzwakking van de aanbevelingen van de commissie-Bruijn. Ik vind het jammer dat de aanbeveling om met externe validering te komen, versmald wordt tot pilots, zonder dat er duidelijke afspraken liggen over een vervolg van die pilots. Wat als de pilots zijn afgelopen? Gaan we dan weer op de oude voet verder? Misschien ben ik wat pessimistisch, maar ik denk dat we echt met zijn allen moeten willen dat de oude situatie niet meer terugkomt. En hoewel dat nu ondenkbaar lijkt, denk ik dat gezien het gebrek aan continuïteit in het Hoger Onderwijs (lees: managers komen en gaan in hoog tempo), best denkbaar is. Nadat het stof gedaald is, komen er voor de bestuurders vast wel weer hippere onderwerpen aan, de komende jaren.

Maar bij nadere beschouwing zie ik het minder somber in. Het protocol voor de eindwerkstukken en de kwalificatie examinering komen er aan, en dat zijn goede ontwikkelingen. En omdat IEDERE hogeschool een pilot moet doen en IEDERE hogeschool met een plan van aanpak moet komen, gaat ook iedereen erover nadenken. Examinering komt bij IEDERE HBO op de agenda te staan.

Bovendien begint het nieuwe accreditatiestelsel ook zijn vruchten af te werpen: opleidingen die niet goed zijn, worden nu gewoon afgekeurd... Hoe pijnlijk ook, de feit dat nu opleidingen te horen krijgen dat hun examinering beter moet, zorgt ervoor dat de examinering ook blijvend verbeterd gaat worden.

De kwalificatie examinering (als onderdeel van de basisvaardigheden didactische bekwaamheid) zal overigens het gunstige bijeffect hebben dat de continuïteit in het onderwijs zelf vergroot wordt: het management zal meer moeite doen om een vast team aan docenten te formeren en zal minder snel verleid worden om een schil van inwisselbare docenten in te zetten. Kortom, de professionaliteit van de docenten wordt weer belangrijk. Dat past in de huidige trend (denk ook aan aan de international onderwijs SUMMIT die in Nederland gehouden wordt in 2013).

En dat is de belangrijkste factor voor goed onderwijs: goede, professionele docenten.

PS. Over (gebrek aan) continuïteit in het onderwijs en de gevolgen daarvan, wil ik binnenkort een andere blog schrijven.

Geen opmerkingen: